Ik dacht altijd dat de privacywetgeving sterk was geïnspireerd vanuit de behoefte grote partijen als Facebook en Google in de tang te houden. De handelaren in data. En in het kielzog natuurlijk ook allerlei Europese krabbelaars als webshops, online gokdiensten, marktonderzoekers, banken en andere partijen die leven van wat ze van u en mij weten. De wet- en regelgeving is gebouwd op gezond wantrouwen hiertegen.
Dezelfde manier van denken kan je ook enorm hinderen het goede te doen. Wee de werkgever die een plan van aanpak moet maken voor een re-integrerende werknemer, zonder te weten wat de klachten zijn en welke behandeling de werknemer geniet. Ojee, als een bron van verzuim een conflict is, ook daarover hoeft niet gesproken te worden, want dat zorgt voor dure procedures die ook nog eens veel tijd vragen.
De vis moet op tafel, anders gaat het stinken
En wat te denken van het registreren van coronaprikjes waarbij onmogelijk veel details worden vastgelegd? Discussie over of je iemand mag vragen of deze is gevaccineerd, terwijl dat toch van groot belang kan zijn voor degene die het vraagt.
Meerdere keren per jaar kunnen we zien dat de waarheid, of zicht op het relevante deel daarvan, gehinderd wordt door afscherming van relevante informatie waarmee de oplossing niet binnen bereik komt.
Ik ben ooit geïnspireerd door George Kohlrieser, een beroemde managementtrainer bij onder andere IMD door zijn gevleugelde uitspraak: ”de vis moet op tafel”. En daar bedoelde hij mee dat de waarheid, ook al is die lelijk of lastig, gezegd moet worden. Anders gaat het stinken. Onze privacywetgeving voorkomt in steeds meer situaties dat de waarheid boven tafel komt. Wellicht uit doorgeschoten wantrouwen, maar dat kan gaan stinken als rotte vis.
Hans van Westen